Met rechtrichten leer je het paard om het meeste gewicht te gaan dragen met z'n achterhand en het gewicht zowel voor/ achter en links/rechts in gelijke mate te verdelen, het draait allemaal om balans, om zelfhouding. Dus niet hangen op de teugels, op de binnenschouder vallen, over de buitenschouder weg lopen, achterhand wegdraaien etc. Dit is vaak het gevolg van de natuurlijke scheefheid van het paard (in combinatie met de natuurlijke scheefheid van de ruiter, wanneer je erop zit!).
1. Laterale scheefheid
De laterale scheefheid is de natuurlijke buiging in de wervelkolom, van nek tot staart, naar links of naar rechts. Het paard op de tekening is een linksgebogen paard.
Kenmerken en symptomen:
Een linksgebogen paard heeft aan zijn linkerkant de holle kant met korte, stijve spieren.
De rechterkant van dit paard is zijn bolle kant, met lange, slappe spieren.
Een linksgebogen paard zal zich gemakkelijk laten inbuigen naar links en moeilijker naar rechts. Een heel duidelijk symptoom van een linksgebogen paard is, dat het paard makkelijk linksom loopt in de rijbaan en moeilijker rechtsom.
Door de lange, bolle kant lijkt het verder of het paard het bit aan de rechterkant vastpakt en het bit aan de linkerkant niet wil aannemen.
Door de slap bespierde rechterkant, kan het voor komen dat het zadel naar rechts gaat liggen en dat de ruiter naar rechts zakt en scheef komt te zitten.
Doordat de buik van het paard meer naar rechts bolt, loopt het paard tegen het rechterbeen van de ruiter aan
Voor een rechtsgebogen paard geldt natuurlijk het omgekeerde van alle kenmerken.
2. Horizontale scheefheid
De horizontale scheefheid is de onevenwichtige verdeling van het gewicht over de voorhand en de achterhand. Paarden dragen van nature 3/5 van het gewicht op de voorhand en 2/5 op de achterhand.
Door het verhoudingsgewijs aanzienlijke gewicht van hals en hoofd en ingewanden in de bortskas worden de voorbenen zwaarder belast dan de achterbenen.
De voorbenen van een paard zijn vanaf de schouderbladen een opeenstapeling van botten. Wist je dat een paard geen sleutelbeen heeft? Het paard hangt dus letterlijk tussen zijn voorbenen. Het spierkorset houdt alles op zijn plaats. Als we het paard horizontaal niet uitbalanceren dan kan letterlijk de rek uit dat spierkorset raken. De krachten worden dan niet meer door de spieren opgevangen en zullen door het skelet moeten worden opgevangen. Dit leidt op den duur onherroepelijk tot slijtage.
Symptomen:
- Het paard hangt op de teugel cq is zwaar op de hand en gebruikt de ruiterhand als vijfde been.
- Het paard struikelt vaak.
- Het paard vertoont weinig schoudervrijheid.
3. Scheefheid voorbenen
De asymmetrie in de voorhand bestaat uit het links- of rechtshandig zijn.
De meeste paarden zijn rechtshandig, wat betekent dat ze met hun rechtervoorbeen sterker/handiger zijn dan met hun linkervoorbeen.
Kenmerken
De ''handige'' schouder is vaak geprononceerder.
Aanname
Veelal wordt het volgende aangekomen:
-linksgebogen paarden zijn rechtshandig
-rechtsgebogen paarden zijn linkshandig
Symptomen
Het paard heeft de neiging om met het sterkere voorbeen de last van de voorhand op te vangen. Dat betekent dat dit been meer gewicht draagt. Als het ruitergewicht op het paard erbij komt en het paard wordt niet rechtgericht, dan heeft het paard de neiging dit ruitergewicht OOK met dit voorbeen te gaan dragen. Dit kan leiden tot overbelasting en in ernstige gevallen tot hoefkatrolontsteking en kreupelheid. |
4. Scheefheid achterbenen
De asymmetrie in de achterbenen bestaat uit het verschil in stuwen en dragen.
Elk paard heeft van nature een meer stuwend en een meer dragend achterbeen.
Kenmerken:
Het dragende achterbeen is vaak buigzamer dan het stuwende been dat vaak stugger en steiler is.
Het ene achterbeen treedt wel makkelijk onder de massa en het andere been niet. Schouderbinnenwaarts/traver gaat de ene kant op makkelijker dan op de andere kant, het is maar net welk achterbeen je aanspreekt.
5. Scheefheid voor/achter
Zeker als het paard langs een wand gereden wordt, wordt dit aspect nog eens versterkt, omdat de schouders van een paard smaller zijn dan de heupen van het paard.
Het paard heeft abstract gezien een driehoeksvorm: de achterhand van het paard is breder dan de voorhand. Daarom moet u het paard niet met zijn schouders tegen de wand van de rijbaan laten lopen omdat het paard zijn binnenachterbeen dan naast de massa gaat plaatsen. Het paard spoort dan met de achterhand zijdelings naast de sporen van de voorhoeven en komt zo scheef te lopen.
Door de schouders iets naar binnen te plaatsen, worden de schouders correct ten opzichte van de achterhand gericht.
6. Diagonale scheefheid
Door alle andere scheefheden vindt er een diagonale verschuiving van het zwaartepunt plaats.
Dit is een scheefheid die het meest herkend wordt. Het naar binnenvallen op een volte of naar buiten 'uitbreken'.
In de natuur zal een paard nooit constant op een volte lopen. Hij gaat rechtuit of als hij door een prooidier achterna gezeten wordt zal hij misschien zigzaggen. Daarom heeft een paard ook zoveel moeite met een volte. In onze ogen is de volte een van de makkelijkste oefeningen, maar het is juist één van de moeilijkste!
Vanwege de natuurlijke scheefheid legt het paard meer gewicht op het ene dan op het andere voorbeen, doordat de achterbenen niet gelijkmatig stuwen en dragen en de diagonale verschuiving van het zwaartepunt die daardoor ontstaat.
Over de buitenschouder vallen: ''centrifugale krachten''
Een rechtsgebogen paard op de rechterhand zal door de diagonale scheefheid over de buitenschouder kunnen vallen, door het zwaartepunt wat linksvoor ligt. Het paard stuwt met zijn binnenachterbeen het gewicht naar het buitenvoorbeen.
Door de centrifugale kracht(zoals je een steentje aan een touwtje rondslingert) heeft het paard de neiging om de volte steeds groter te maken.
Op de binnenschouder vallen: ''schaarkrachten''
Een linksgebogen paard op de rechterhand zal naar binnen kunnen vallen door het zwaartepunt dat juist op rechtsvoor ligt.
NB. Opgemerkt moet worden dat er paarden zijn die op beide handen op de binnenschouder vallen of juist op beide handen over de buitenschouder. Het is dus altijd belangrijk om naar het individele paard te kijken en niet te generaliserend te zijn.
7. Verticale scheefheid
Het gevolg van de diagonale scheefheid is de verticale scheefheid.
Stel dat het paard 500 kilo weegt, waarbij hij 300 kilo op zijn voorbenen draagt en 200 op zijn achterbenen. Als het paard verticaal niet in evenwicht is zal het paard bv. 200 kilo op zijn rechter voorbeen dragen en 100 op zijn linkervoorbeen.
Gevolgen
Een paard dat verticaal scheef loopt zal ongewenst versnellen.
"Mijn paard gaat in galop plat door de bocht". Dit is een kreet die je regelmatig hoort. Als een paard nog onvoldoende is rechtgericht en in galop in de hoeken van de rijbaan verticaal in onbalans is, of verticaal zijn balans verliest, zal hij moeten versnellen om zijn balans te houden.
Als het paard in evenwicht is, is het mogelijk om de grenzen in het werk te verleggen. Het groene paard houdt in elke oefening balans en kan de kleinste voltes maken en zelfs een galoppirouette uitvoeren.
8. Onder/boven
Als de ruiter bovenstaande scheefheden niet corrigeert ontstaat een onbalans in de onder en bovenlijn.
Een harde rug cq korte bovenlijn kan voor veel ''problemen'' zorgen:
- Niet nageeflijk zijn, een paard dat hard is in de mond is altijd hard in zijn rug
- Onderhals
- Schudden met hoofd
- Tandenknarsen
- Niet willen halsstrekken
- De ruiter niet laten doorzitten
- Telgang
- Dribbelen
- Flegmatiek, stroperig lopen
- Korte passen
- Taktfouten
- Teugelkreupel
- Onregelmatigheid
- Kissing spines
- Staken, bokken, steigeren
- Nerveusiteit: Een paard met een korte bovenlijn heeft altijd een houding van ''paraatheid'' en is als het ware ''klaar om te vluchten''. Dat maakt dat deze paarden vaak kijkerig zijn. Spanning in het lijf zorgt voor spanning tussen de oren.
- Slechte vacht: als de rugbespiering zich steeds meer verkort wordt de doorbloeding gereduceerd. De stofwisseling verslechtert, waardoor de vacht dof kan worden.
Passagieren/transporteren | Rijkunstig evenwicht |
Bron Akademische Reitkunst, Bent Branderup
Om een paard gezond te houden als rijpaard moet je hem leren om te gaan dragen met z'n achterhand. Deze heeft qua botstructuur de vorm van een harmonica en kan dus veel beter dragen dan de 'rechte' voorbenen, de achterhand kan beter fungeren als 'schokdemper'.
Bron PaardenBegrijpen Marijke de Jong